2017
Een kwalitatieve studie naar de samenwerking van IMRtrainers mét en zonder ervaringsdeskundigheid
In de training Illness Management & Recovery wordt aanbevolen dat de training geleid wordt door een koppel van een reguliere hulpverlener en een ervaringsdeskundige.
Wat levert die combinatie op? Deze vraag ligt ten grondslag aan het onderzoek dat de auteurs van dit artikel uitvoerden. De trainers, met en zonder ervaringsdeskundigheid, en cliënten werden hiervoor geïnterviewd.
Na een wandeling door de binnenstad van Tilburg, ontmoet ik in een oud pand van GGz Breburg Jeroen Kloet. Aanleiding om hem in Participatie en Herstel aan het woord te laten was een indrukwekkende lezing die hij hield tijdens de jaarlijkse conferentie van het Netwerk Vroege Psychose. Hierin legde hij uit wat de meerwaarde is van zijn eigen kwetsbaarheid voor zijn beroep als psychiater en hoe hij tijdens de behandeling zijn eigen ervaringen deelt met cliënten.
Exploratief praktijkonderzoek naar het als hulpverlener vertellen over eigen cliëntervaringen
Volgens de historische woorden van psychiater H.C. Rümke streeft een hulpverlener naar ‘maximale nadering met behoud van distantie’. De hulpverlener is daarbij ‘niet zelf open naar de ander’ (1973: 420). Maar is binnen deze historische woorden de nadering wel maximaal als hulpverleners zelf niet open zijn?
Zijn hulpverleners niet veel te terughoudend? Ervaringsdeskundige Froyen (2016: 233/234) vindt het ‘erg vreemd dat hulpverleners nooit voor hun kwetsbaarheden uitkomen’ en noemt dit zelfs ‘hypocriet’. De tegenwerping ‘we mógen er niet voor uitkomen’ – het zou de geloofwaardigheid van de hulpverlener aantasten – noemt ze stigmatiserend: ‘Het is juist erg sterk om die kwetsbare, menselijke kant te laten zien. Meer nog, het kan een meerwaarde zijn. Ik heb ook meer vertrouwen in een vroedvrouw mét kinderen dan een zonder kinderen’.
Ook de Amerikaanse hoogleraar en nestor van de psychotherapie Irvin D. Yalom laat zich positief uit over persoonlijke zelfonthulling: ‘de openheid van de therapeut werkt stimulerend op de zelfonthulling van de patiënt, versnelt het therapeutisch proces’ (2016: 81). Wat is tegenwoordig wijsheid, in een ggz met steeds meer ervaringsdeskundigen? Heeft persoonlijke zelfonthulling van de andere hulpverleners wel meerwaarde in de praktijk? En wat zijn de nadelen?
Van mei 2016 tot en met april 2017 woei er een vuurtje door de werelden van de geestelijke gezondheidszorg en Werk & Inkomen, in de vorm van de werkateliers ‘Psychische Kwetsbaarheid’. In opdracht van de Programmaraad1 organiseerden VNG, UWV en GGZ Nederland in bijna alle 35 arbeidsmarktregio’s werkateliers.
Deze bijeenkomsten hadden als doel om de werelden van ggz en Werk & Inkomen dichter bij elkaar te brengen, de onderlinge samenwerking tussen professionals uit beide domeinen te versterken en meer mensen met een psychische kwetsbaarheid aan het werk te helpen. Dit alles gebeurde vanuit de gedachte dat (passende) arbeid werkt als medicijn.
Van burgerrechten naar burgerschap
De ggz-praktijk in de Italiaanse stad Triëst (236.000 inwoners) is al jarenlang een bron van inspiratie voor andere landen die nadenken over het organiseren van wijkgerichte zorg en de afbouw van bedden. De WHO noemt Triëst een van de meest innovatieve ggz- praktijken door haar traditie van wijkgerichte zorg, weinig opnames en het werken zonder gesloten deuren (WHO, 2001). Nu in Nederland het ggz-beleid sterk gericht is op beddenreductie, lijken de ervaringen uit Triëst opnieuw relevant. Kunnen we iets leren van de ervaringen met wijkgerichte zorg in Triëst?
Onderdeel van de professionele rol
Als professional in de ggz heb je te maken met verschillende rollen (Glas, 2016; Van Oenen e.a., 2016), die naast elkaar en door elkaar ingezet kunnen worden: de expertrol (meer kennis hebben dan de leek), de niet-wetenrol (zoals vaak gehanteerd in psychotherapie) en de persoonlijke rol: de relatie van mens tot mens.
Hieronder valt ook professionele zelfonthulling: een (zorg)professional geeft persoonlijke informatie prijs aan de cliënt. Over dit laatste aspect is het minste gepubliceerd. Intussen worden de verhoudingen tussen cliënt en behandelaar anders gedefinieerd, zoals in de herstelgerichte zorg, de ‘nieuwe GGZ’, ‘Hart voor de GGZ’ en vele andere initiatieven. Het gaat hierbij onder meer over destigmatisering,
de inzet van ervaringsdeskundigheid, gelijkwaardigheid en openheid in de behandelrelatie.
Een bepaalde mate van zelfonthulling is hoe dan ook onvermijdelijk: professionals kunnen persoonlijk geraakt worden door wat cliënten hen vertellen; daarnaast kunnen cliënten uit zichzelf persoonlijke vragen stellen. Welke emoties en persoonlijke informatie deel je en wanneer heeft dat meerwaarde en wanneer niet?
Zelfonthulling vraagt om nauwkeurige keuzes.
Bij het maken van deze special over (professionele) zelfonthulling moest ik onwillekeurig terugdenken aan iets wat een vriendin me ooit met tranen in haar ogen vertelde: “Veel later ben ik nog eens teruggegaan naar die psycholoog, gewoon om haar te bedanken. Ze was gedurende mijn therapie een van de weinigen die me als mens behandelde. Dit betekende veel voor me. Ze deelde bijvoorbeeld persoonlijke details over haar gezin en vertelde waar ze woonde.