Sozio 2 2024

Sozio 2 2024

Jeugdzorg: Quo vadis?

2024

Omschrijving

  • Meer preventie, minder jeugdzorg | Paul van der Velpen en Marit Recourt - Vollebregt
  • Hoe effectíef is de jeúgdzorg eigenlijk? | Jan Dirk van der Ploeg
  • Wat mist de mens in de Jeugdzorg?  Naar een humanisering van de Jeugdzorg: effectief en preventief  | Martine F Delfos
  • Het klinkt best logisch: zo thuis mogelijk! Of: Om-pannenkoeken in de jeugdzorg | Anke van Dijke en Linda Terpstra
  • Het Gezin Centraal en de hoop dat het goed komt.​ | Arjan Bolt
  • Stop de glijbaan  | Peter Paul Doodkorte
  • De 7 plagen in jeugdzorgland en hoe te handelen | Rudy Bonnet BAA:
  • Het kan écht anders | Mariënne Verhoef, Nellieke de Koning, Anne-Claire Hiemstra en Frederique Coelman 
  • Uithuisplaatsing: ‘Als je naast iemand gaat staan, zie je zoveel meer’ | José Leeuwenkamp
  • Netwerksamenwerking in het jeugddomein |Marielle Blanken
  • Van ‘complexe scheiding’ naar ‘bescherming van kinderen van gescheiden ouders’ | Fleur Thomese, Joke de Jong en Carla de Groot 
  • Waarom hebben we eigenlijk geen brandwondencentrum in de jeugdzorg? | Anke van Dijke en Linda Terpstra
  • Vrijheidsbeperking in de open jeugdhulp met verblijf | Anne Addink en Harmke Bergenhenegouwen
  • Jeugdzorg. Nu is het moment voor preventie-plus | Charlot Lugtigheid 
  • Met de handen in het haar...? Niet nodig...! | Elly van Laarhoven-Aarts
  • Geef HouVast aan kinderparticipatie | Rhianne de Klein
  • (P)Leegzorg
  • Eén grote pleegzorgfamilie | Nadine Huiskes
  • Jeugdhulp en de gemeente: een positief verhaal | Adri van Montfoort
  • In de jeugdzorg gebruik maken van wat werkt: het kan! | Han Spanjaard
  • Het sociale netwerk als krachtbron, voor nu en de toekomst: Steunfiguren inzetten bij kinderen, een interventie voor sociaal werkers | Cindy Kruijthof.
  • Dungeons and Dragons als safe space | David ter Avest
Het klinkt best logisch: Zo thuis mogelijk! of: om-pannenkoeken in de jeugdzorg

Het klinkt best logisch: Zo thuis mogelijk! of: om-pannenkoeken in de jeugdzorg

We weten wat we willen in de jeugdzorg. Er eerder bij zijn. Met lichte zorg voorkomen dat beginnende problemen groter en complexer worden. Jeugdzorg moet zo thuis mogelijk zijn. We willen dat ouders en kinderen ambulant (thuis) geholpen worden. En als dat niet kan, willen we dat ze zo ‘thuis’ mogelijke hulp krijgen. Klinkt logisch. Toch? Op deze manier hebben we steeds minder gespecialiseerde jeugdzorg nodig, steeds minder residentiële voorzieningen en steeds minder klinieken. Veel gemeenten – verantwoordelijk voor de jeugdzorg – werken daarom vanuit een stepped care model.

 

  • Idealiter zijn het de basisvoorzieningen -zoals onderwijs en kinderopvang- en de wijk- en gebiedsteams die ondersteuning bieden aan kinderen en gezinnen
  • Als dit niet genoeg is, kan ambulante jeugdhulp worden ingezet.
  • Als dit onvoldoende is, kan het gezin ontlast worden door het kind tijdelijk te plaatsen op een logeerplek, een crisisplek, (deeltijd) pleegzorg, een zorgboerderij of een gezinshuis.
  • Is ook dat niet genoeg, dan zijn er kleinschalige (gespecialiseerde) woonvormen.
  • En als ook dat niet genoeg is, dan zijn er bovenregionale of landelijke voorzieningen met zeer specifieke expertise

Het accent ligt op de eerste twee stappen: basisvoorzieningen en wijkteams en, als dat niet toereikend is, ambulante hulp. Open en gesloten residentiële voorzieningen maar ook klinieken voor kinder- en jeugd-ggz zijn en worden in hoog tempo afgebouwd. Die hebben we immers niet meer nodig! We weten wat we willen. Maar heeft het ingezette beleid ook bereikt wat we willen? En werkt dit beleid ook voor de meest kwetsbare kinderen en gezinnen? Dit artikel is gebaseerd op onze ervaringen bij Fier (het landelijk expertise en behandelcentrum op het terrein van geweld in de relationele sfeer) en op publicaties van instanties. 

Eerst wat feiten op een rij

Sinds de decentralisatie is het gebruik van jeugdzorg fors toegenomen. In 2015 kreeg 1 op de 27 jeugdigen jeugdzorg; in 2022 was dit opgelopen naar 1 op de 10 jeugdigen. Bijna 10% van de jongeren die jeugdhulp kregen, woonde niet meer bij hun ouders. Gemiddeld zijn dat 124 jongeren per gemeente!

De Jeugd Autoriteit1 concludeert dat het gebruik van de ‘zwaardere’ vormen van zorg, zoals jeugdzorg met verblijf, jeugdbescherming en jeugdreclassering een lichte afname laten zien in de afgelopen twee decen­ nia, maar dat het verwachte effect van de decentrali­ satie, een verschuiving van ‘zware’ vormen naar ‘lichte’ vormen van zorg, niet heeft plaatsgevonden.

De enorme toename van jeugdhulp wordt veroor­ zaakt door ambulante jeugdhulp; de grootste toename is te zien bij jeugdhulp via wijk­ en gebiedsteams.

Deze teams zijn opgezet met het doel om laag­drempelige toegang te realiseren zodat in een eerder stadium zorg verleend kan worden en dure tweede­ lijnszorg voorkomen wordt. Maar de Jeugd Autoriteit concludeert dat ‘het grootste deel van de jeugdigen in kwestie uiteindelijk toch tweedelijnszorg nodig heeft, waardoor per saldo het aantal jeugdigen met jeugd­ zorg alleen maar toeneemt’.

Kortom, het aantal jongeren dat uit huis wordt ge­plaatst blijft al jaren gelijk, maar de weg naar de twee­delijns jeugdzorg is voor hen veel langer geworden omdat ze vrijwel allemaal eerst hulp krijgen vanuit de wijk­ en gebiedsteams en daarna lichte ambulante jeugdhulp voordat ze gespecialiseerde hulp krijgen.

Bij sommige gezinnen begint het domweg niet met lichte problemen

Daarmee lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat er een stabiele groep jongens en meiden is waarvoor het huidige beleid niet werkt. Deze kinderen en hun ouders hebben uiteindelijk geen baat bij de hulp van de wijk­ en gebiedsteams of van lichte ambulante vormen van jeugdhulp. Het beleid heeft wel een te­ genovergesteld effect. Deze jongens en meiden en hun gezinnen raken –door niet passende hulp– steeds dieper in de problemen. Ze hebben ook steeds min­der vertrouwen in de hulpverlening omdat de hulp die ze krijgen keer op keer mislukt. Dit is het effect van het toepassen van het stepped care model. Er zijn gemeenten die letterlijk aangeven dat er eerst mini­maal een jaar hulp aangeboden moet worden vanuit de wijk­ en gebiedsteams, daarna een jaar lichte ambulante hulp en dat pas daarna gespecialiseerde jeugdhulp mag worden ingezet. De jongens en mei­ den die bij instanties als Fier worden aangemeld voor een opname, hebben aanzienlijk complexere en moei­ lijker te behandelen problemen dan 10 à 15 jaar gele­den, waardoor de behandeling ook minder resultaat heeft. De Jeugd Autoriteit concludeert dat er aan de 'voorkant' beter geselecteerd en afgewogen moet worden. Wat is nodig en voor wie? Het huidige – vaak rigide­ one size fits all beleid laat juist de gezin­nen met de meest complexe problematiek in de kou staan. Bij sommige gezinnen begint het domweg niet met lichte problemen. Door intergenerationele over­dracht van problemen en trauma’s en een jeugdzorg­geschiedenis van bijvoorbeeld ouders is er al direct sprake van complexe problematiek waarbij lichte vormen van jeugdhulp niet passend zijn.

Het ideaal om kwetsbare jongeren en hun gezinnen zo vroeg mogelijk te ondersteunen zodat problemen niet escaleren, lijkt vooralsnog niet goed te werken en er zullen andere interventies ontwikkeld moeten worden.

Om-Pannenkoeken

Ooit zei een wethouder dat er maar wat werd om­ gepannenkoekt in de jeugdzorg. Ze was gefrustreerd over de resultaten in de jeugdzorg. We snappen haar frustratie. Maar het is ook zaak dat beleidsmakers en financiers de hand in eigen boezem steken. Het hui­dige jeugdhulpconcept werkt niet voor de meest kwetsbare gezinnen en kinderen. Dat moet anders.

Log in als abonnee om verder te lezen of koop het artikel los.

Meer info
3,90
Steunfiguren inzetten bij kinderen, een interventie voor sociaal werkers

Steunfiguren inzetten bij kinderen, een interventie voor sociaal werkers

Opgroeien in een gezin met kwetsbaarheden brengt voor kinderen risico’s met zich mee. Steunfiguren zijn onmisbaar voor kinderen in deze gezinnen en zouden als interventie in het sociale (jeugd)domein vaker ingezet kunnen worden.

Een steunfiguur is iemand binnen het sociale netwerk waarin een kind vertrouwen heeft en die er kan zijn wanneer het nodig is. Onderzoek van ZonMw (2021) toont aan dat jongeren die zijn opgegroeid met kindermishandeling veel aan een steunfiguur zouden hebben gehad. Het inzetten van steunfiguren kan bijdragen aan het welzijn en veilig opgroeien van een kind. ‘Het is heel belangrijk om te weten dat er iemand is waar je naartoe kan gaan en die er voor je zal zijn’ (Kruijthof, 2022). De stelling van dit essay wordt onderbouwd vanuit drie argumenten: het sociale netwerk biedt een buffer voor risicofactoren, steunfiguren verminderen de druk op de zorg en als laatste is de interventie een kerntaak van de sociaal werker. 

Het sociale netwerk als buffer voor risicofactoren

Elk kind in een gezin met kwetsbaarheden zou een steunfiguur moeten hebben. Het sociale netwerk is van groot belang en de kracht die hier vanuit kan gaan mag niet onderschat worden. In hun ontwikkeling zijn kinderen afhankelijk van het opvoedklimaat dat ouders en de samenleving hen bieden. Leren om fouten te maken, ergens bij horen, gezien worden, positieve stimulans en waardering, hechting aan ouders en later aan anderen zijn aspecten die nodig zijn om een gezonde ontwikkeling door te maken. Problemen van ouders kunnen de opvoedkracht ondermijnen, en kinderen ondervinden de gevolgen hiervan. Dan is het van belang dat personen uit de omgeving van het gezin betrokken zijn bij het opvoeden en opgroeien van deze kinderen (Nederlands Jeugdinstituut [NJi], 2020). Problemen van ouders hebben gevolgen voor het hele gezin en tegelijkertijd kan het gezin of netwerk juist bijdragen aan de oplossing van de problemen. Met andere woorden: problemen ontstaan of worden versterkt in de leefomgeving, maar ook de oplossing of de verlichting van problemen kan worden gezocht in de directe leefomgeving.

Wanneer ouders onvoldoende in staat zijn om een positief opvoedklimaat te bieden en daar niet genoeg passende hulp bij krijgen, is er met het kind op zich weinig mis. Destigmatiserend werken is dus belangrijk omdat sommige ‘labels’ voor gezinnen, problemen of ziektebeelden een negatieve invloed op kinderen kunnen hebben (NJi, 2020).

Lees het verhaal door het los te kopen of word abonnee!

Meer info
3,90
Waarom hebben we eigenlijk geen brandwondencentrum in de jeugdzorg?

Waarom hebben we eigenlijk geen brandwondencentrum in de jeugdzorg?

Hoe meer we weten, hoe meer onthutst we zijn. Zelfs na twintig jaar. Of misschien beter, juíst na twintig jaar werken met kinderen, jongeren, (jong)volwasse nen en gezinnen die kampen met de gevolgen van geweld in de relationele sfeer. Waar hebben we het dan eigenlijk over? Verwaarlozing. Kindermishandeling. Incest. Dating Violence. Grensoverschrijdend (seksueel) gedrag. Seksueel geweld. Me Too. Bangalijsten. (Groeps)verkrachting (gangbangs). Sextortion. Doxing. Exposen. Partnergeweld. Huiselijk geweld. Intieme terreur. Stalking. Vrouwenmoord (femicide). Eergerelateerd geweld. Verborgen vrouwen. Schadelijke (traditionele) praktijken. Groomen. Seksuele uitbuiting. Criminele uitbuiting. We zijn geraakt door de verhalen van de slachtoffers. Hun verhalen beginnen vaak met (seksueel) geweld  op (zeer) jonge leeftijd. Een jonge vrouw zegt hier over: “Mijn leven was nog redelijk normaal. Tot ik tweemaal werd aangerand, tot ik werd verkracht. Daarna was er niets meer over van mijn leven.” Ze probeert nu te (over)leven met PTSS, depressiviteit, anorexia, zelfbeschadiging en suïcidegedachten.

Brandwonden van binnen 
Veel van ‘onze’ kinderen en jongeren hebben ‘brand­ wonden van binnen’. Met deze metafoor verwijzen we naar de diepgewortelde emotionele pijn, wanhoop, wantrouwen, trauma's en emotionele littekens als ge­volg van hun ervaringen met ‘geweld’. Als je een ern­stige brandwond niet adequaat behandelt, leidt dit onherroepelijk tot verdere beschadiging van de huid en diepere weefsels. Dit geldt ook voor onbehandelde ‘brandwonden van binnen’. Net zoals echte brand­wonden littekens achterlaten die tijd nodig hebben om te genezen, laten brandwonden van binnen diepe sporen achter. Deze ervaringen kunnen een blijvend effect hebben op het zelfbeeld, het vermogen om re­ laties aan te gaan, de mentale en fysieke gezondheid en het welbevinden van kinderen en jongeren. 

In dit artikel pleiten wij voor ‘brandwondencentra’ in de jeugdzorg: expertisecentra waarin hoogwaardige behandeling, onderzoek, innovatie en kennisdissemi­natie samengaan. Expertisecentra voor problematie­ken die, vanwege de ernst en complexiteit van de in­terne verwondingen, om schaars specialisme vragen. Hoewel we in Nederland landelijke functies hebben in de jeugdhulp zijn deze niet structureel ingebed. Er is geen consistent en adequaat beleid ten behoeve van schaarse specialistische functies en de bijbehorende integrale domeinoverstijgende zorg en passende financiering. Wij pleiten daarom voor erkende en gekende landelijke expertisecentra in de jeugdzorg. Expertisecentra met de status van een brandwonden­centrum. Wij doen een oproep aan gemeenten, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het ministerie van VWS schaars landelijk specialisme te faciliteren en een duidelijke plek te geven in het zorg­ landschap. Niet bezuinigen, maar investeren om te komen tot goede resultaten. Met het uiteindelijk ook gewenste kostenbesparende effect.  ✤

Meer info
3,90