Cahier 2022-13: Toepassing van artikel 2.3 Wet forensische zorg

Cahier 2022-13: Toepassing van artikel 2.3 Wet forensische zorg

2022 | wodc
Gratis

Omschrijving

De strafrechter kan voor verdachten met een psychische stoornis verplichte zorg in gang zetten. Dat gebeurt via een zorgmachtiging op basis van artikel 2.3 Wet forensische zorg (Wfz). Het WODC onderzocht in rechterlijke uitspraken de manier waarop strafrechters bepalen of een zorgmachtiging passend is. Daaruit blijkt dat rechters een bewuste afweging maken van het risicovolle gedrag en daarbij ook het risico voor de GGz meewegen.

Oog voor belasting GGz

Een maatschappelijk punt van zorg is dat door toepassing van artikel 2.3 Wfz steeds meer personen met risicovol gedrag in de reguliere geestelijke gezondheidszorg zouden worden geplaatst, terwijl die daar onvoldoende op is toegerust. Uit de bestudeerde rechterlijke uitspraken blijkt dat strafrechters een bewuste afweging maken of behandeling in de GGz gunstig is voor de persoon in kwestie. Dit doen ze op basis van advies van gedragsdeskundigen over de problematiek van die persoon. In verschillende zaken gaf de strafrechter aan daarbij oog te hebben voor de verwachte belasting voor de reguliere GGz. Ook betrekken rechters daarbij het voorafgaande traject. Zo zagen de onderzoekers een aantal maal dat de rechter een steviger kader inzette zoals tbs, wanneer de persoon al meerdere onsuccesvolle (strafrechtelijke) zorgtrajecten achter de rug had en het recidiverisico nog steeds niet was verminderd.

Bevorderen continuïteit van zorg

In aantallen draagt artikel 2.3 Wfz nog niet veel bij aan de continuïteit van zorg, omdat de toepassing in de eerste anderhalf jaar na inwerkingtreding beperkt was. Maar de manier waarop strafrechters het al dan niet verlenen van een zorgmachtiging hebben gemotiveerd, is in lijn met het bevorderen van continuïteit van zorg. Zo pasten strafrechters maatwerk toe in zaken waarin een zorgmachtiging werd overwogen, om een geschikt (volgordelijk) traject te helpen vormgeven. Bijvoorbeeld eerst klinische behandeling om een persoon te stabiliseren en aansluitend reclasseringstoezicht met begeleiding en ondersteuning om recidive te voorkomen. Ook signaleerden strafrechters risico’s voor continuïteit van zorg, bijvoorbeeld lange wachtlijsten voor een geschikte woonvorm.

Kenmerken verdachten en zaken

In de eerste anderhalf jaar blijkt de zorgmachtiging met name te zijn overwogen en al dan niet afgegeven, voor mensen die kampen met ernstige psychische problemen en die meerdere stoornissen hebben: veelal psychotische stoornissen en stoornissen in middelengebruik. Ook blijkt deze groep -vaker dan de hele groep personen die berecht is-  geweldsdelicten en bedreiging te hebben gepleegd. Bij (poging tot) een levensdelict koos de strafrechter meestal niet voor een zorgmachtiging. Dit kan erop wijzen dat de strafrechter een grens trekt bij dergelijke zware delicten.
De strafrechter volgde in de meeste gevallen het advies van de geneesheer-directeur en het verzoek van de officier van justitie bij de keuze om wel of geen zorgmachtiging te verlenen. Ook wat betreft de verschillende vormen van verplichte zorg binnen de zorgmachtiging volgde de strafrechter in het merendeel van de gevallen het verzoekschrift van de officier van justitie.