In deze paper beschrijven we aan de hand van inzichten uit de omgevingspsychologie wat er nodig is om een thuis te maken, juist voor groepen die lang geen thuis hebben gehad, te weten: ruimte voor eigen regie, regie over de eigen ruimte; helende omgeving; betekenisvolle omgeving, aan- dacht voor thuis maken. We lichten ook toe waarom dit zo belangrijk is. We richten ons vooral op de groep mensen die dakloos is (geweest), maar hetzelfde geldt voor mensen die langdurig in klinieken verblijven en in die zin ook geen thuis hebben.
Met titels als ‘Iedereen onder een dak’ en ‘Een thuis voor iedereen’ spreekt de Nederlandse overheid de ambitie en urgentie uit om zoveel mogelijk mensen te huisvesten. In een tijd waarin de woningnood hoog is en de nadruk op snel veel extra huizen bouwen ligt, bestaat het risico dat daarbij de ware betekenis van het wonen naar de achtergrond verdwijnt. Zelfs als het al lukt om de benodigde woningen te bouwen, is het maar zeer de vraag of dit voldoende ten goede komt aan de mensen die deze het hardst nodig hebben, zoals mensen die anders letterlijk op straat staan of onnodig lang in een institutionele omgeving blijven. Ook als de beloofde aantallen wel gerealiseerd worden en iedereen een woning heeft, betekent dat niet, dat daarmee ook voldaan is aan wat wij ‘goed wonen’ noemen; het leven op een plek waar je graag verblijft. In deze paper beschrijven we aan de hand van inzichten uit de omgevingspsychologie wat er nodig is om een thuis te maken, juist voor groepen die lang geen thuis hebben gehad. We lichten ook toe waarom dit zo belangrijk is. We richten ons vooral op de groep mensen die dakloos is (geweest), maar hetzelfde geldt voor mensen die langdurig in klinieken verblijven en in die zin ook geen thuis hebben.