Mensen ondergaan steeds meer medische testen en krijgen steeds eerder te horen dat ze ziek zijn, misschien ziek zijn of ziek kunnen worden. Snelle technologische ontwikkelingen, het groeiende aanbod van onderzoeken en laagdrempelig labelen veroorzaken deze diagnose-expansie. Dit fenomeen heeft voordelen, maar schaadt óók. De nadelen worden onderbelicht en de voordelen overschat, stelt de Raad voor Volksgezondheid & Samenleving.
In dit advies roept de RVS de overheid en het zorgveld op diagnose-expansie te begrenzen. “Verleg de focus van vroege opsporing van ziekten bij individuen naar het wegnemen van maatschappelijke oorzaken van ziekten’’, aldus RVS-voorzitter Jet Bussemaker.
Niemand zal als 100% gezond uit alle onderzoeken komen. Wie goed zoekt en veel medische testen doet, vindt uiteindelijk bij iedereen iets afwijkends. De technologische mogelijkheden daartoe groeien sneller dan ooit en worden volop ingezet. Zowel bij mensen met gezondheidsklachten (diagnostiek), als bij mensen zonder klachten (screening). Zo nemen de hoeveelheden scans in de zorg, landelijke bevolkingsonderzoeken en commercieel aangeboden medische testen toe. En zijn er in de Verenigde Staten bijvoorbeeld al bloedtesten te koop die claimen 50 soorten kanker te kunnen vaststellen. Tegelijkertijd rekken ziektedefinities op; de almaar verdere verlaging van de grenswaarde voor een ‘te hoog cholesterol’ zorgt bijvoorbeeld voor véél meer medicatiegebruikers. En de nieuwe categorie ‘pre-diabetes’ labelt plotseling 1,4 miljoen Nederlanders als ‘bijna ziek’.
Diagnose-expansie wordt onder meer aangejaagd door het grote belang dat mensen aan gezondheid hechten, superspecialisatie onder artsen en wetenschappers en door het verdienmodel van de medische industrie. Het menselijk lichaam is een onuitputtelijke bron van inkomsten en optimalisatie. Onze behoefte aan grip en uitsluiting van risico’s vertroebelt het zicht op de nadelen van steeds meer diagnostiek, screening en oprekkende ziektedefinities. Denk aan vals-positieve uitslagen (bij vervolgonderzoek tóch niet ziek), onduidelijke nevenbevindingen die tot allerlei vervolgonderzoeken leiden en toenemende angst om ziek te worden. Maar denk ook aan patiënten met ernstige klachten voor wie de zorg niet tijdig toegankelijk is als gevolg van verdringing door mildere problematiek. Tekenend daarvoor zijn de oplopende wachtlijsten in de GGZ voor juist de meest ernstig zieke mensen.
Overdiagnose is een ander belangrijk nadeel van diagnose-expansie. Vroege detectie van afwijkingen kan gezondheidswinst opleveren, maar kan mensen ook onnodig tot patiënt maken. Meer dan een derde van de mannen boven de 60 jaar die overlijden aan iets anders, blijkt óók prostaatkanker te hebben. Zij zijn dus niet áán, maar mét prostaatkanker overleden. Zou je mannen boven de 60 jaar screenen, dan worden velen van hen nodeloos kankerpatiënt, met een verlaagde kwaliteit van leven, kans op ernstige complicaties en overbelasting van de zorg tot gevolg. Terwijl zij anders nooit klachten van prostaatkanker zouden hebben gekregen. Ook bij veel andere vormen van screening is het de vraag of de voordelen opwegen tegen de nadelen, terwijl veel mensen dat wel zo ervaren (‘‘gelukkig waren we er op tijd bij’’).
Uitdrukkingen zoals ‘baat het niet, dan schaadt het niet’ gaan dus niet op bij diagnose-expansie, maar zijn hardnekkig. Meer diagnostiek, screening en laagdrempelige diagnoses hebben een intuïtieve aantrekkingskracht. Er zijn grote belangen mee gemoeid en de nadelen ervan zijn veel minder zichtbaar dan de voordelen. Daardoor raakt de balans zoek. De ongekende technologische mogelijkheden die op ons afkomen, het feit dat het ingrijpen op individuele risico’s oneindig is, gecombineerd met toenemende schaarste, onderstrepen de noodzaak van meer tegenwicht.