In de afgelopen honderd jaar is het aantal psychiaters in Nederland vrijwel zonder onderbreking gegroeid. Telde ons land in 1900 een zeventigtal gestichts- en sanatoriumartsen en een bescheiden aantal vrijgevestigde zenuwartsen, een eeuw later waren er in totaal een kleine 2000 psychiaters werkzaam, verspreid over ziekenhuizen, GGZ-instellingen en privé-praktijken. In de eerste decennia van de 20ste eeuw kwamen er jaarlijks zo’n vier à vijf psychiaters bij, in de jaren dertig verdubbelde dit aantal, en na de bevrijding in 1945 verdubbelde het al snel opnieuw, om gestaag te groeien tot een toename van ruim negentig nieu- we psychiaters per jaar aan het eind van de jaren negentig. Er kwamen dus inmiddels jaarlijks twintig maal zoveel psychiaters bij als in het begin van de eeuw.
Psychiatrie is kennelijk een bijzonder vak, dat echter niet alleen op haar beoefenaren een bijzondere fascinatie uitoefent. Ook degenen die psychiatrische hulp zoeken, lijken zich soms in weerwil van hun misère niet aan die fascinatie te kunnen onttrekken, alhoewel dat wellicht specifiek is voor de cliënten van de psychotherapie in de jaren ’60 en ’70. Daarnaast is er een bredere kring van belangstellenden en onderzoekers die gefascineerd worden door wat zich in dit vak en in de beroepsuitoefening ervan afspeelt. De psychiatrie wordt om vele redenen een boeiend vak gevonden, vaak veel meer dan de meeste andere medische specialismen.
Wat verklaart die opmerkelijke aantrekkingskracht van de psychiatrie? Een eerste verklaring schuilt in haar object zelf, ‘de waanzin’, die ondanks eeuwen- lange bestudering en ervaring nog allerminst doorgrond is. De uiteenlopende ziektebeelden laten zich merendeels (nog) niet herleiden tot ziekten met een eenduidig begin, verloop en eind, en met een voor één uitleg vatbare oorzaak en diagnose.
Voor de beroepsbeoefenaar zelf wordt die fascinatie nog eens versterkt door het contact met de patiënten, vanwege de complexiteit van het persoonlijke verhaal en het in elkaar grijpen van uiteenlopende biologische, sociale en psychische factoren. In elk contact tussen arts en patiënt speelt het op elkaar afstemmen van de expertise van de arts en het verhaal van de patiënt een rol. Maar wat het contact tussen psychiater en patiënt speciaal kleurt, is de intuïtie van beiden dat die relatie zélf cruciaal is in de kans op genezing en de verlichting van lijdensdruk, of althans het hanteerbaar maken daarvan. Deze dimensie boeit niet alleen psychiaters en patiënten, zoals talloze egodocumenten laten zien, maar ze heeft ook altijd buitenstaanders in hoge mate geïntrigeerd. Dit wordt nog versterkt doordat het vak een grote diversiteit aan ambities en praktijken kent: van genezen tot draaglijk maken en van motiveren tot ‘bemoeizorg’
Wat is er, afgezien van de spectaculaire groei van de beroepsgroep, in de afgelopen – ruwweg – honderd jaar veranderd in de psychiatrie? Allereerst heeft zij sinds het midden van de vorige eeuw een heel ander aanzien gekregen door het beschikbaar komen van een grote variëteit aan moderne psychofarmaca. De hedendaagse psychiater beschikt bovendien over een sterk toegenomen inzicht in biologische en sociale factoren, en kan een breed scala aan therapieën inzet- ten. Anno 2004 gaan arts en patiënt ook heel anders met elkaar om dan honderd jaar geleden. De omgeving waarin ze met elkaar in contact komen is ingrijpend veranderd en hetzelfde geldt voor de taal en de positionering van het beroep.
Niet alleen is het aantal psychiaters enorm toegenomen, het hele landschap van de psychiatrie is tussen 1900 en 2000 ingrijpend veranderd. Dit kan al met enkele cijfers duidelijk gemaakt worden. Aan het begin van de vorige eeuw ging het om de zorg voor een kleine 9000 patiënten, die werden verpleegd in een twintigtal gestichten en in enkele tientallen kleine sanatoria. Een eeuw later zijn er zo’n 50.000 patiënten in intramurale behandeling, maken ruim 10.000 patiënten gebruik van semi-murale voorzieningen (variërend van beschermde woonvormen tot deeltijdbehandeling), en staan ruim 30.000 patiënten inge- schreven in één van de privé-praktijken die ruim 700 psychiaters er op na houden. Daarnaast komen jaarlijks zo’n 140.000 patiënten met een psychiater in aanraking in de psychiatrische poliklinieken, en ook binnen de Riaggs (waar zo’n 500 psychiaters werkzaam zijn) komt een deel van de clientèle (in het totaal zijn er 300.000 Riagg-cliënten) met een psychiater in contact.
De beroepsuitoefening en het beroepsethos van psychiaters zijn veranderd, alleen al door de groei van de geestelijke gezondheidszorg. Daarnaast heeft de introductie van de moderne psychofarmaca in de jaren vijftig van de vorige eeuw grote gevolgen gehad voor de psychiatrische beroepspraktijk door het verbeterde perspectief op genezing en maatschappelijke reïntegratie. Maar ook de ontwikkeling van de sociale psychiatrie en de psychotherapie hebben in hoge mate bijgedragen aan de verandering van het beroep. Het werk van de hedendaagse psychiater is minder routineus dan dat van de gestichtsarts aan het begin van de vorige eeuw, er zijn meer effectieve therapeutische middelen. Bovendien werkt de psychiater doorgaans minder solistisch, en vaker in een context waarbinnen andere disciplines hun eigen diagnostische of therapeutische expertise en ervaring meebrengen.
De 19de-eeuwse gestichtsarts werkte in overbevolkte gestichten, met in hun eigen ogen vaak verouderde outillage, gebrekkige financiën en slecht geschoold personeel. Het was over het algemeen een zwaar beroep dat binnen de geneeskunde weinig aanzien genoot, mede omdat de psychiatrische behandeling weinig effectief bleek. Daarom was het voor psychiaters verleidelijk zich te gaan bezighouden met activiteiten die meer perspectief boden. Sommigen hadden bijvoorbeeld grote verwachtingen van onderzoek naar de biologische oorzaken van krankzinnigheid. Op zoek naar begrip en verklaring van gestoord gedrag sneden zij gestorven patiënten open, onderzochten zij hersenen en ingewanden, maten zij schedels en vergeleken zij typen lichaamsbouw. Andere psychiaters gingen hun aandacht richten op minder zware vormen van psychisch lijden, waarbij de kans op genezing groter was. Zij creëerden klinieken, sanatoria en tehuizen voor lijders aan neurosen, epilepsie en alcoholverslaving. Ook ont- wikkelden zij een interesse om de verhalen en symptomen van patiënten te duiden op hun onderliggende betekenis, een ontwikkeling waaraan in het bijzon- der de psychoanalyse heeft bijgedragen. Ten slotte verwierven psychiaters een belangrijke rol bij de advisering van de rechter inzake moeilijk te bevatten misdrijven, en kwamen zij in beeld voor ouders die kampten met opvoedingsproblemen en ontwikkelingsproblemen van hun kinderen.