De belangrijkste bevindingen uit de nulmeting zijn:
a. In de nulmeting zijn 3.913 dak- en thuisloze jongeren opgenomen met een gemiddelde leeftijd van 22 jaar. Van deze groep jongeren is twee derde man.
Tweeënzeventig procent van de jongeren is afkomstig uit de vier grote steden, Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht;
b. De tot dusver meest genoemde primaire redenen van dakloosheid zijn financiële problematiek (n=181), huis verlaten of uitgezet door derden Ook psychische problematiek, huis verlaten of uitgezet door familie en uitstroom uit een andere verblijfslocatie worden meer dan 30 keer aangegeven als primaire reden van dakloosheid. De mate waarin verschillende redenen genoemd zijn in gemeenten verschilt sterk.
c.Zoals in paragraaf 2.4 aangegeven spelen bij veel jongeren meerdere factoren een rol en geven we hier alleen de door de gemeente aangegeven primaire reden weer. Naast inhoudelijke oorzaken is een mogelijke oorzaak voor de verschillen dan ook hier te vinden; . Nadat een jongere zich voor het eerst gemeld heeft of gemeld is bij de gemeente duurt het gemiddeld 114 dagen voordat hij of zij een plek krijgt in een jongerenopvang (minimaal 0 en maximaal 1660 dagen);
d. Jongeren verblijven vervolgens gemiddeld 337 dagen in een opvanglocatie (directe opvang en jongerenopvang8 samen) (minimaal 0 en maximaal 1214 dagen).
Van 253 jongeren is bekend dat zij in 2019 zijn uitgestroomd. Van 88 in 2019 uitgestroomde jongeren is de reden van uitstroom bekend. Bij de meesten van hen is de opvang volgens plan beëindigd (n=34), 21 jongeren zijn uitgestroomd omdat zij de opvang zelf eenzijdig hebben beëindigd, bij 17 jongeren heeft de gemeente de opvang eenzijdig beëindigd en bij 16 jongeren is er een andere reden geregistreerd.
In een PowerBI dashboard zijn de bevindingen uit de nulmeting voor de deelnemende pilotgemeenten in meer detail te zien. Volgens de laatste cijfers van het CBS waren er op 1 januari 2018 9.400 feitelijke dakloze jongeren tussen de 18 en 27 jaar. Dit aantal is geschat op basis van een drietal registers van daklozen en een bij-schatting van dit aantal aan de hand van de zogenoemde capture-recapture benadering .
Het drietal registers waar het CBS gebruik van maakt zijn:
a. Een register met personen op opvangadressen: een binnen CBS samengestelde lijst van personen die volgens de BRP verblijven bij dag- en nachtopvangvoorzieningen voor daklozen. Hiervoor is gebruik gemaakt van een lijst met opvanglocaties van de Federatie Opvang (branchevereniging voor maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en beschermd en begeleid wonen) en het Leger des Heils. Deze lijst is in 2016 door het CBS geüpdatet;
b. WWB: een binnen het CBS beschikbare lijst met personen die in het bijstandsregister stonden als personen zonder vaste verblijfsplaats, volgens het Besluit Adreslozen binnen de Wet Werk en Bijstand;
c. LADIS: een selectie van daklozen uit het Landelijk Alcohol en Drugs Informatie Systeem.
In deze monitor maken de gemeenten grotendeels gebruik van een drietal bronnen (briefadres, daklozenuitkering en opvangadres). We gaan ervan uit dat deze bronnen
en de door het CBS gebruikte bronnen een zeer grote mate van overlap vertonen. De definitie die het CBS hanteert voor dakloosheid is vergelijkbaar met de in deze monitor gehanteerde definitie.
In het ’Vervolgonderzoek daklozenstatistiek 2009-2018’ geeft het CBS aan dat in 2018 37% van het totaal aantal daklozen voorkwam in de G4 en 63% in de overige gemeenten. In deze monitor van 14 gemeenten, waaronder alle G4 steden, tellen we in 201910 3.913 dak- en thuisloze jongeren (42% van CBS totaal), van wie 2.801 zich in de G4 bevinden (30% van CBS totaal).