Deze publicatie beschrijft de resultaten van de derde meting van de Prevalentiemonitor Huiselijk Geweld en Seksueel Grensoverschrijdend gedrag (PHGSG) 2024. Het onderzoek is uitgevoerd door het CBS als aanvullende statistische dienstverlening voor het WODC, evenals in 2020 en 2022. Centraal staat de prevalentie van slachtofferschap van huiselijk geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag, meer specifiek van psychisch geweld in huiselijke kring, fysiek geweld in huiselijke kring, stalking door ex-partner, offline seksuele intimidatie, online seksuele intimidatie en fysiek seksueel geweld. Tevens wordt ingegaan op wie de plegers waren, wat de gevolgen voor de slachtoffers zijn/waren, en met wie de slachtoffers over hun ervaringen hebben gepraat.
1. Aanleiding voor het onderzoek
De aanleiding voor de start van de Prevalentiemonitor Huiselijk Geweld en Seksueel Grensoverschrijdend gedrag (PHGSG) in 2020 was het aanbieden van het onderzoek naar de prevalentie van huiselijk geweld en kindermishandeling (Ten Boom & Wittebrood, 2019) aan de Tweede Kamer. De toenmalige minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en de toenmalige minister voor Rechtsbescherming gaven aan het van belang te vinden dat er frequenter dan voorheen onderzoek wordt gedaan naar de prevalentie van huiselijk geweld en kindermishandeling (brief d.d. 5 februari 2019). Daarnaast is als antwoord op het maatschappelijke #MeToo debat en het debat in de Tweede Kamer over het rapport van de Onderzoekscommissie seksuele intimidatie en misbruik in de sport (Commissie de Vries) destijds een motie aangenomen waarin onder meer is vastgesteld dat er geen goed beeld is van de omvang en ontwikkeling van gevallen van seksuele intimidatie en seksueel geweld. De motie verzoekt de regering onder andere om periodiek kwantitatief wetenschappelijk onderzoek te laten verrichten zodat de ontwikkelingen (primair van de omvang) van seksuele intimidatie en seksueel geweld blijvend worden gemonitord en het effect van preventiebeleid kan worden onderzocht. 1) Na de start van monitor in 2020 vond in 2022 de tweede meting en in 2024 de derde meting plaats. Dit rapport beschrijft de resultaten van de derde (en laatste) meting.
2. Opzet van het onderzoek
De cijfers in deze publicatie zijn gebaseerd op een internetenquête onder een steekproef van de Nederlandse bevolking van 16 jaar of ouder (bijna 14,8 miljoen mensen). Voor het onderzoek zijn honderdduizend mensen benaderd. Ruim 25 duizend mensen hebben de vragenlijst ingevuld, een respons van 25,6 procent. Dit grote aantal respondenten maakt het mogelijk om betrouwbare en gedetailleerde uitspraken te doen over de prevalentie van huiselijk geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag in Nederland.
3. Onderwerp van het onderzoek
De monitor beschrijft de aard en de mate waarin huiselijk geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag in Nederland voorkomen. De data zijn gebaseerd op zelfrapportage, dit betekent dat de respondent verslag doet van zijn eigen gevoelens en ervaringen. Bij huiselijk geweld gaat het om vormen van psychisch geweld in huiselijke kring, fysiek geweld in huiselijke kring, stalking door ex-partner en seksueel grensoverschrijdend gedrag die gepleegd worden door iemand uit de huiselijke kring. De term ‘huiselijke kring’ heeft betrekking op de sociale relatie tussen slachtoffer en pleger. Tot de huiselijke kring worden gezins- en familieleden en ook eventuele (ex-)partners gerekend. Met ‘huiselijke kring’ wordt niet de locatie bedoeld: de voorvallen hoeven niet per se thuis te hebben plaatsgevonden. Seksueel grensoverschrijdend gedrag omvat alle vormen van seksuele intimidatie en seksueel geweld. Seksueel grensoverschrijdend gedrag kan binnen en buiten de huiselijke kring plaatsvinden, zowel online als offline (in de ‘echte wereld’).
In deze monitor worden achtereenvolgens de volgende vormen van huiselijk geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag besproken: psychisch geweld in huiselijke kring, fysiek geweld in huiselijke kring, stalking door ex-partner, offline seksuele intimidatie, online seksuele intimidatie en fysiek seksueel geweld. Gevraagd is naar ervaringen die hebben plaatsgevonden in de periode van vijf jaar en 12 maanden voorafgaand aan het onderzoek. Het slachtofferschap staat centraal. Aangezien het veldwerk van dit onderzoek in maart en april 2024 plaatsvond, heeft de jaarprevalentie van slachtofferschap betrekking op de periode maart/april 2023 tot en met maart/april 2024. Ook komt naar voren in welke mate dit slachtofferschap een structureel karakter heeft (dat wil zeggen ten minste maandelijks
plaatsvindt).