In 2016 leefden in Nederland 950 duizend mensen van 15 jaar of ouder sociaal in de marge. Dit is zo’n 7 procent van de Nederlandse bevolking, een aandeel dat sinds 2012 stabiel bleef. Bij sociaal gemarginaliseerden gaat het om mensen die minder in de samenleving participeren en ook betrekkelijk weinig vertrouwen hebben in de medemens en instituties, zoals het parlement, de politie, rechters of de pers. Ze zijn vooral te vinden onder 65-plussers, laagopgeleiden, gescheidenen en in de laagste inkomensregionen. Bij mensen onder de 45 jaar en paren met kinderen is hun aandeel juist relatief klein.
Gemiddeld geven sociaal gemarginaliseerden hun geluk een lager cijfer dan anderen: 7,1 tegen 7,8. 1. Inleiding Sociale samenhang gaat over sociale contacten, over deelname aan het verenigingsleven en vrijwilligerswerk, maar ook in hoeverre wij vertrouwen hebben in onze medemens en in de politiek, de politie, de rechters, de pers en grote bedrijven. In het publieke en politieke debat wordt veel gesproken over de vermeende afbrokkeling van de sociale samenhang. Echter, uit CBS-onderzoek is herhaaldelijk gebleken dat het al jaren goed gaat in Nederland op dit gebied (Schmeets, 2013, 2015; Schmeets en Te Riele, 2014).
Binnen het CBS is in 2010 een raamwerk ontwikkeld waarbinnen participatie en vertrouwen als de pijlers van sociale samenhang worden beschouwd (Van Beuningen, Kloosterman, Mars en Te Riele, 2011). Over de jaren 1997-2010 is er een stijging op een aantal indicatoren van deze pijlers te zien, terwijl andere constant bleven (Schmeets, 2013). De meetlat sociaal kapitaal, een index die in 2010 ontwikkeld werd in het verlengde van het bovengenoemde raamwerk, toont een kleine afname van de sociale samenhang tussen 2012 en 2013. Van 2013 tot 2014 was de score stabiel (Van Beuningen en Schmeets, 2015). Ook is de sociale samenhang in Nederland in vergelijking met andere landen hoog: samen met de Scandinavische landen loopt ons land voorop in veel indicatoren die op sociaal kapitaal betrekking hebben (Schmeets en Gielen, 2015). Dat er in Nederland sprake is van een relatief hoge mate van participatie en vertrouwen, betekent echter niet dat dit voor iedereen geldt. Er is ook een groep die minder participeert en tegelijkertijd weinig vertrouwen heeft in de medemens en instituties. Het gaat dan om mensen die als het ware “in de marge” leven op gebied van sociale binding, sociaal gemarginaliseerden.
Met de eerder genoemde meetlat is het bestaan van een dergelijke groep niet goed vast te stellen. Zo kan iemand aan de onderkant van de verdeling volgens de meetlat een lage score hebben op het aspect van participatie, maar toch redelijk veel vertrouwen hebben. Daarom is gezocht naar een manier om deze groep beter in kaart te kunnen brengen. In dit artikel staat de groep sociaal gemarginaliseerden centraal. Het doel van het artikel is tweeledig: zowel het beschrijven van een nieuw ontwikkelde methode om deze groep te identificeren, alsook het presenteren van de eerste resultaten op basis van deze methode.
De onderzoeksvragen luiden als volgt: 1. Hoe kan de groep sociaal gemarginaliseerden afgebakend en geïdentificeerd worden? 2. Wat is de omvang van deze groep? Is deze de afgelopen jaren groter of kleiner geworden?