Urgentie geboden

Urgentie geboden

6,95
Abonneeprijs: € 2,78

Omschrijving

Ten geleide

Deze uitgave belicht de wereldwijde homo- en lesbische emancipatiestrijd. Deze wordt bezien in het kader van de viering van het zestigjarig bestaan van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Ondanks die Verklaring uit 1948 worden heden ten dage over de hele wereld seksuele minderheden nog steeds het slachtoffer van mensenrechtenschendingen (juist ook door overheden) die uiteenlopen van subtiele discriminatie tot gevangenschap, marteling, doodstraf en moord. Er zijn nog steeds landen, waarin homo’s en lesbo’s niet worden aangemerkt als mensen, en op wie de mensenrechten derhalve niet van toepassing worden geacht. In deze publicatie wordt het zo gezegd: ‘Homofobie lijkt het laatste geaccepteerde vooroordeel, waar racisme wordt verworpen, antisemitisme wordt veroordeeld en vrouwenhaat zijn legitimiteit heeft verloren.’ Wat kan er gedacht worden bij de leus ‘Homo- en lesborechten zijn mensenrechten’? In ieder geval dit: ‘Seksuele oriëntatie en gender-identiteit raken ten diepste de meest innerlijke zaken van het hart, de diepste verlangens van de geest en de intiemste uitingen van het lichaam,’ zoals Amnesty International het verwoordde. Daardoor gaan seksuele oriëntatie en gender-identiteit in feite over de kern van iemands bestaan, over zijn / haar recht op fysieke en mentale integriteit en ook over zijn / haar vrijheidsrechten en zelfverwezenlijking. Die vrijheidsrechten impliceren dat je zelf je seksuele oriëntatie en je gender- identiteit bepaalt en tot uitdrukking brengt op basis van gelijkwaardigheid met anderen - vrij van angst en zonder het risico van discriminatie en onderdrukking. Seksuele oriëntatie en gender-identiteit vormen een elementair aspect van het zijn van het individu. Dat is juist waar mensenrechten voor gelden.

Terminologie
In deze uitgave wordt gesproken van ‘homo’s en lesbo’s’, maar eveneens van ‘LGBT-personen’. Dit is de vaak gebruikte Engelse afkorting die staat voor ‘Lesbian, Gay, Bisexual, Transgender’. (1) Het is dé internationale afkorting geworden van de emancipatiebewegingen van lesbo’s, homo’s, biseksuelen, travestieten, transseksuelen en alle overige trans-mensen. Halverwege de jaren negentig verenigde de brede homobeweging zich eerst met de beweging van biseksuelen en rond 2000 ook met de transgender-beweging. Deze samenwerking heeft tot successen geleid. Zo is althans in de Europese Unie (EU) consensus ontstaan over de stelling dat LGBT-rechten mensenrechten zijn en dat die LGBT-rechten gegarandeerd moeten worden. Deze erkenning van LGBT-rechten als mensenrechten leidde in de EU- lidstaten tot (uiteenlopende) wetgeving op LGBT- gebied, zoals anti-discriminatiewetgeving, het recht op geslachtsaanpassing, intrekking van travestieverboden, gelijke rechten op het gebied van arbeid, gezondheidszorg en huisvesting, en in enkele landen openstelling van het huwelijk voor geslachtsgenoten.

Verder wordt in deze uitgave ook gesproken van ‘LGBTIQ-personen’. Het gaat dan weer over ‘Lesbian, Gay, Bisexual en Transgender’, maar ook over ‘Intersex’ en ‘Queer’. Met ‘Intersex’ worden mensen bedoeld met geslachtskenmerken van beide seksen die zich rekenen tot de LGBT- beweging. De aanduiding ‘queer’ behoeft meer toelichting. ‘Queer’ wordt als paraplubegrip gebruikt om alle lesbo’s, homo’s, biseksuelen, transseksuelen, transgender-personen, interseksuelen, aseksuelen, autoseksuelen en alle andere niet-heteroseksuele of niet-mainstraim-hetero- personen aan te duiden, of het nu hun anatomie, hun seksuele oriëntatie of hun gender-identiteit betreft. In die zin is de term ‘queer’ eigenlijk een synoniem voor alles wat er maar gedacht kan worden bij de brede afkorting ‘LGBT’.

‘Queer’ heeft echter ook een meer politieke betekenis. Sommige LGBT-activisten noemen zich namelijk queer om aan te geven dat zij de traditionele identiteiten als ‘homo’, ‘lesbo’, ‘biseksueel’ en ‘hetero’ verwerpen, omdat deze een categori- sering behelzen die voortkomt uit de heteronor- matieve, dominante cultuur. Die categorisering laat in de queer-visie geen ruimte voor de fluïditeit en ambiguïteit van de seksualiteit. Valt een homo-man nooit in zijn hele leven op een vrouw? Misschien niet, maar is het uit te sluiten? En omgekeerd, uiteraard. Daarmee worden door queer- protagonisten grenzen, labels en identiteiten in de seksualiteit losgelaten, maar er wordt ook weer een nieuwe identiteit opgebouwd, namelijk die van de queer, die het allemaal zo ziet.

‘Queerness’ is daarmee tegelijkertijd een LGBT- statement tegen de heteronormativiteit, passend in de verzamel-afkorting ‘LGBTIQ-personen’, maar ook een ontkenning en afwijzing van de LGBT-identiteiten (als ‘vaste’ geaardheden van mensen). In deze betekenis is ‘queer’ derhalve géén synoniem voor de term ‘LGBT’, omdat met het woord ‘queer’ afstand genomen wordt van bepaalde strategieën van de LGBT-beweging (de vaste ‘andere’ identiteit, de theorie van het derde geslacht enzovoort) en ook omdat aansluiting gezocht wordt bij hetero’s die de seksualiteit eveneens beschouwen als fl uïde, en zich daardoor ook niet kunnen vinden in een vaste seksuele identiteit.

In het verlengde hiervan kan voor wat betreft de terminologie in deze uitgave verder opgemerkt worden, dat in de meeste artikelen terughoudend wordt omgegaan met de uitdrukkingen ‘lesbisch’ en ‘homoseksueel’. Deze termen duiden op de liefde voor het eigen geslacht, alsof het gaat om een vaste identiteit, maar de mensen waar dan over gesproken wordt, laten in de werkelijkheid vaak een dusdanig gevarieerd scala aan gedrag en identiteit zien dat het eigenlijk niet correct is om daar dergelijke labels op te plakken. Deze dekken niet alle aspecten van hun seksualiteit. Ben je lesbisch, als je ook seks hebt met mannen of helemaal geen seks hebt? Ben je homoseksueel, als je jezelf niet zo noemt, maar in een bepaalde periode in je leven alleen met mannen seks hebt? Misschien is het beter om niet te spreken van identiteiten, maar van ‘same- sex relaties’ en van ‘seksuele oriëntatie’, ook al hebben die termen eveneens hun beperkingen. De termen ‘lesbisch’ en ‘homoseksueel’ passen alleen bij de vrouwen en mannen die zichzelf als zodanig identifi ceren.

Twee trajecten
Zoals bekend, was Nederland in 2001 het allereerste land waar het huwelijk opengesteld werd voor personen van hetzelfde geslacht. België volgde in 2003, de Amerikaanse staat Massachusetts in 2004, Spanje en Canada in 2005 en Zuid-Afrika weer een jaar later. Alleen in deze landen hebben homo’s en lesbo’s vrijwel dezelfde rechten als hetero’s. Openstelling van het huwelijk is - zij het niet probleemloos - een belangrijk ijkpunt voor de homo- en lesbo-emancipatie. Maar ook in de zes landen met dat huwelijk is nog niet alles bereikt: Het adopteren van kinderen blijft in de recente wetgeving van deze landen soms een moeilijk punt. In Nederland is verder sinds kort de vraag aan de orde, of het niet beter zou zijn om in artikel 1 van de grondwet expliciet te stellen, dat discriminatie op grond van seksuele oriëntatie verboden is. En dat het in Nederland aan ambtenaren van de burgerlijke stand, de zogenaamde ‘weiger-ambtenaren’, is toegestaan om met een beroep op hun geweten te weigeren partners van hetzelfde geslacht te huwen, terwijl het als abject beschouwd zou worden, als ze dat bijvoorbeeld zouden doen bij partners met een verschillende huidskleur of etnische achtergrond, moet ook nog worden opgelost.

Het is niet zo dat het in de rest van de wereld overal heel veel slechter gesteld is met de rechten van LGBT-personen dan in de zes bovengenoemde staten. In een aantal landen waar het huwelijk niet is opengesteld voor personen van dezelfde sekse, kunnen ze wel een samenlevingscontract (partnerregistratie) afsluiten, waaraan dan vaak rechten zijn verbonden die kunnen worden vergeleken met die van getrouwde heteroparen. In ieder geval wordt in deze landen seks met geslachtsgenoten niet (meer) gecriminaliseerd. De emancipatiestrijd staat hier in het teken van de gelijkberechtiging.

Daartegenover staan de landen waar seks met geslachtsgenoten verboden en strafbaar is. In zeker tachtig staten in de wereld worden homo’s en vaak ook lesbo’s nog steeds als misdadigers beschouwd. In landen als Bangladesh, India, de Malediven, Singapore en Oeganda kunnen mensen voor jaren, en soms levenslang, de gevangenis ingaan, als ontdekt wordt dat zij een relatie met een geslachtsgenoot hebben. In onder andere Iran, Jemen, Mauritanië, Saoedi-Arabië, Soedan en de Verenigde Arabische Emiraten kunnen zij anno 2008 de doodstraf krijgen voor hun seksuele oriëntatie. De beelden uit 2005 van de verhangingen van jonge homo’s in Iran spreken voor zichzelf. Dergelijke beelden wekken het in- dringende gevoel op, dat grote urgentie in de homo- en lesbostrijd geboden is, zestig jaar na de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens.

In landen als Iran en Oeganda richt de homo- en lesbo-emancipatie zich in de eerste plaats op de decriminalisering van seks met geslachtsgenoten. Gelijkberechtiging kan er pas een volgende stap zijn. De strijd kent dus twee trajecten: decriminalisering en, waar dat is gebeurd, gelijkberechtiging.

De Yogyakarta Principles
Op zowel het traject van de decriminalisering van LGBT’s als op dat van de gelijkberechtiging werd een sprong voorwaarts gemaakt door de formulering van de Yogyakarta Principles. Eind 2006 kwam een groep internationaal vermaarde experts op het gebied van de mensenrechten bijeen in de Indonesische stad Yogyakarta om te spreken over seksualiteit, gender en mensenrechten. Zij namen alle internationale verdragen over mensenrechten door en spitsten deze mensenrechten toe op mensen die tot een seksuele minderheid behoren. Het resultaat van deze ontmoeting was een document dat als titel kreeg: ‘The Yogyakarta Principles on the Application of International Human Rights Law in relation to Sexual Orientation and Gender Identity’.
Uitgangspunt in het document is dat homo- en lesborechten mensenrechten zijn. De verklaring bevat 29 beginselen op het gebied van de mensenrechten die (ook) van toepassing zijn voor LGBT-personen en waaraan landen zich moeten houden, omdat die principes al zijn vastgelegd in oudere, algemene, internationaal onderschreven mensenrechtenverdragen. Het zijn de afzonderlijke staten die de betreffende verdragen ondertekend hebben, die de mensenrechten ook voor LGBT-personen moeten handhaven en beschermen, maar non- en intergouvernementele organisaties, de Verenigde Naties (VN), de media en anderen kunnen daar eveneens een rol bij spelen. Eigenlijk, zo wordt in de Yogyakarta Principles gesteld, is een effectieve bescherming van de mensenrechten de verantwoordelijkheid van alle mensen.

De eerste drie beginselen van de Yogyakarta Principles betreffen onder andere de universaliteit van de mensenrechten en het non-discriminatiebeginsel. Zo gaan wetten die homo’s en lesbo’s criminaliseren in tegen het recht op bescherming tegen discriminatie. In de beginselen vier tot twaalf zijn onder andere het recht op persoonlijke veiligheid, op privacy, bescherming tegen geweld en marteling, toegang tot het rechtssysteem en vrijwaring tegen willekeurige opsluiting aan de orde. Het gaat hier bijvoorbeeld om willekeurige arrestaties in homobars, waarbij bovendien de arrestanten zonder aanklacht lange tijd worden vastgehouden en mishandeld, hetgeen onder andere voorkomt in diverse Afrikaanse landen. Economische, sociale en culturele rechten worden behandeld in de principes twaalf tot negentien, waarbij het recht op bescherming tegen discriminatie op de werkvloer, in de huisvesting, het onderwijs, de gezondheidszorg en de sociale zekerheid aan de orde is. Dit betekent bijvoorbeeld dat door transseksuelen gewenste medische ingrepen aan hen niet onthouden mogen worden.
En een ander voorbeeld in dit kader betreft de situatie van twee negentienjarige jongens uit het Roemeense Timisoara die in 1992 - 1993 vanwege hun seksuele relatie in de gevangenis hadden gezeten en daarna in verband met hun seksuele oriëntatie niet meer terug naar school mochten en geen werk kregen. (Een van hen pleegde in 1995 zelfmoord en de ander vond asiel in het buitenland.) (2) In de principes negentien tot 22 komen de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vereniging en vergadering aan de orde. Deze rechten houden bijvoorbeeld in dat overheden vreedzame bijeenkomsten van LGBT-groepen die strijden tegen hun criminalisering en voor gelijkberechtiging, niet mogen verbieden, en dat de politie deze groepen niet mag intimideren, maar juist moet beschermen, bijvoorbeeld tegen homofobe extremistische nationalisten.

De principes 22 en 23 belichten de rechten van mensen die buiten hun land asiel zoeken in verband met vervolging vanwege hun seksuele orientatie of genderidentiteit. Volgens de richtlijnen van de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen van de VN moet aan hen de vluchtelingenstatus worden verleend. (3) In de principes 24 tot 27 wordt gestipuleerd dat iedereen moet kunnen deelnemen aan het sociale leven in de eigen gemeenschap en daarvan niet uitgesloten mag worden vanwege seksuele oriëntatie of gender-identiteit. De rechten van de verdedigers van de mensenrechten komen aan de orde in beginsel 27. Het verdedigen en bevorderen van mensenrechten, ook die van LGBT-mensen, wordt als recht erkend en staten zijn verplicht de veiligheid van beschermers van de mensenrechten te garanderen. De speciale vertegenwoordiger van de Secretaris-Generaal van de VN op dit terrein heeft gemeld dat het met de veiligheid van verdedigers van de mensenrechten van LGBT-personen in landen en regio’s over de hele wereld zeer slecht gesteld is en dat de betreffende verantwoordelijke overhe- den die situatie vrijwel negeren. In de principes 28 en 29, tenslotte, gaat het over het verantwoordelijk stellen van degenen die mensenrechten geschonden hebben. Zij moeten daarvan rekenschap afl eggen en bestraft worden. Omgekeerd moeten degenen wier rechten geschonden zijn, genoegdoening krijgen.

Door de Yogyakarta Principles wordt duidelijk, hoe breed de LGBT-mensenrechten aan de orde zijn. Nederland heeft de Yogyakarta Principles overgenomen als uitgangspunt voor het homo- mensenrechtenbeleid en ijvert voor de internationale erkenning van deze principes. Gestreefd wordt naar afschaffi ng van strafbaarstelling van consensuele seks tussen mensen van gelijk geslacht, naar het einde van discriminatie van LGBT-mensen door overheden, alsmede naar hun sociale acceptatie. In landen waar de LGBT- mensenrechten worden geschonden, tekent Nederland daartegen protest aan. Tevens ondersteunt Nederland maatschappelijke instellingen, ook internationaal, op het terrein van de bevordering van LGBT-rechten als mensenrechten.

Urgentie geboden
Uitgangspunt bij de totstandkoming van deze uitgave is de constatering geweest dat urgentie nu echt geboden is in de LGBT-emancipatiestrijd. In het eerste deel van deze publicatie wordt in diverse artikelen ingegaan op urgentie in de Nederlandse situatie. In Nederland was tussen 1911 en 1971 in het Wetboek van Strafrecht de discriminatie tussen homo’s en hetero’s concreet verankerd. Het gaat dan om artikel 248bis dat voor volwassenen seks met geslachtsgenoten onder de 21 jaar strafbaar stelde, terwijl die leeftijdsgrens voor hetero’s op zestien jaar lag. De strijd tegen deze discriminatie en criminalisering voor de Tweede Wereldoorlog wordt gepersonifieerd door jonkheer mr. Jacob Anton Schorer, oprichter van en drijvende kracht achter de eerste Nederlandse homobeweging. Vervolgens is het proces van decriminalisering van homo’s en lesbo’s in Nederland aan de orde, alsmede het traject daarna, de strijd voor gelijkberechtiging. Een belangrijke strategie van de homo- en lesbo- beweging was toen het zoeken naar en samenwerken met bondgenoten. Ook wordt in het eerste deel van deze publicatie een nieuwe urgente problematiek hier te lande benoemd, namelijk dat homoseksualiteit voor veel mensen met een islamitische religieuze en culturele achtergrond ronduit niet aanvaardbaar is. Dat heeft geleid tot gerichte molestaties van homo’s in Amsterdam, maar het betekent ook dat veel LGBT-personen uit deze kring niet uit de kast durven te komen en een moeilijk vol te houden dubbelleven leiden.

Het tweede deel van deze uitgave is ‘Begripsbepaling’ genoemd en gaat over kernvragen als: Wat is ‘gay’? Wat is homofobie? Wat is een lesbische identiteit? Wat is transgender en wat zijn transseksuelen? Wat zijn de implicaties van queer theory? Wat betekent de globalisering voor LGBT-personen en voor hun rechten? Deze uitgave richt zich verder vooral op de rest van de wereld. Deel drie gaat over Afrika. Daar ontluikt tegen de klippen op een zichtbare homo- en lesbobeweging, de jongste ter wereld, die veel ondersteuning nodig heeft, zoals duidelijk wordt uit de artikelen over Kameroen en over Kenia in deze uitgave. Tegelijkertijd was op dat Afrikaanse continent Zuid-Afrika het eerste landter wereld dat in zijn grondwet concreet stelde dat discriminatie op grond van seksuele oriëntatie of gender-identiteit verboden is. Onder andere Simon Tsepo Nkoli, homo, strijder tegen apartheid en tegen homo-onderdrukking, begreep dat de discriminatie van zwarten niet anders is dan de discriminatie van LGBT-mensen. Twee vormen van discriminatie werden nadrukkelijk met elkaar verbonden. Of die gelijkberechtiging in Zuid-Afrika in de sociale werkelijkheid ook feitelijk bestaat, is natuurlijk een andere vraag. In ieder geval zijn er positieve initiatieven: de website Behind the Mask die talloze LGBT-bezoekers trekt en verbindt, en de moslims in Zuid-Afrika die zoeken naar een interpretatie van de koran die seksuele diversiteit toelaat.

In deel vier van deze publicatie komen strategieën voor homo- en lesbo-emancipatie ter sprake, allereerst strategieën in ontwikkelingssamenwerking, in het bijzonder die van Hivos, en tevens in het onderwijs. Vervolgens komt de strategie van het feitelijk formuleren van homo- en lesborechten aan de orde, in de Verklaring van Montreal en in de hierboven beschreven Yogyakarta Principles. Voor de strategie voor homo- en lesbobevrijding is het ook van belang, wat de vakbeweging voor LGBT-personen kan doen en gedaan heeft. In de Verenigde Staten vormen het christelijk fundamentalisme en het neo-conservatisme een groot probleem. Aan de ene kant mogen in Massachusetts geslachtsgenoten met elkaar in het huwelijk treden, maar in de staat Utah kon niet eens de homofi lm ‘Brokeback Mountain’ vrij worden vertoond. Dan Oost-Europa: daar is er geen weg terug, hoe graag sommigen dat, bijvoorbeeld in Polen, ook zouden willen. De Europese Unie eist namelijk van de toetredende landen in Oost-Europa dat men zich conformeert aan het EU-besluit dat LGBT-rechten mensenrechten zijn. Ondertussen is in Zuid-Amerika de homo- en lesbo-emancipatiestrijd verplaatst van decriminalisering naar gelijke behandeling; zelfs het verwerven van het adoptierecht van kinderen door homo’s en lesbo’s is er aan de orde.

Door deze uitgave heen is in grijze kaders een aantal zelfportretten van LGBT-personen geplaatst. Het gaat daarbij voornamelijk om homo en lesbo-activisten in het Zuiden en in Oost- Europa, wier organisaties ondersteund worden door Hivos, het Humanistisch instituut voor samenwerking met ontwikkelingslanden. Uit die zelfportretten blijkt dat LGBT-personen zich de laatste tijd juist ook in het Zuiden sterk organiseren. De zelfportretten laten, net als andere artikelen in deze uitgave, zien dat er schot zit in de strijd, en ook dat er - bijvoorbeeld heel concreet in Latijns-Amerika - vooruitgang wordt geboekt. Het merendeel van de illustraties in deze uitgave heeft betrekking op de thema’s ‘Gay pride’, ‘Zichtbaarheid’ en ‘Zuid-Afrika’.

Chris Carter, de minister van onderwijs van Nieuw-Zeeland en openlijk homo, was zo vriendelijk om deze uitgave van een voorwoord te voorzien door te vertellen over aspecten van zijn leven als homo en politicus.