Het Trimbos-instituut monitort de ontwikkeling van de ambulantisering van de ggz en rapporteert hier jaarlijks over. Ergens in de ontvangst van deze cijfers is een hardnekkig misverstand ontstaan waar ik graag de aandacht op richt: het over een kam scheren van het aantal intramurale bedden in een psychiatrisch ziekenhuis en de semimurale plaatsen in een beschermende woonvorm.
Steentjes in je schoen
Enige historische reflectie lijkt op zijn plaats mede gezien de reacties rond ambulantisering die op deze cijfers voortbouwen zoals de blog van Peer van der Helm en Fabiënne Harteveld in Zorg en Sociaal Web (2021).1 Daarin worden eveneens klinische bedden en plaatsen beschermd wonen bij elkaar opgeteld en vervolgens worden daar conclusies uit getrokken. Verwarring van deze totaal verschillende vormen van zorg met elk zeer verschillende uitgangspunten, kan een geheel eigen leven gaan leiden, met alle gevaren van dien. De omissie over het fundamentele verschil tussen ‘bedden’ en ‘plaatsen’, is als een steentje in mijn schoen en er zijn er meer. Als oud-voorzitter van de RIBW Alliantie, inmiddels verenigd in het Basisnetwerk Beschermd Wonen & Begeleiding van Valente, heb ik namelijk nóg een belangrijk (aansluitend) punt. Het tweede steentje gaat over de ongenuanceerde optelsom van niet alleen plaatsen en bedden, maar ook over het feit dat wordt gesproken over forse groei (50%) van BW-‘plaatsen’ die met name plaatsvindt na de overheveling van het beschermd wonen naar de Wmo in 2015 (CBS, 2020). Deze niet nader gedefi nieerde (of uitgesplitste) optelsom moet verder onderzocht en geduid worden. Ik geef graag een historische reflectie om de ‘wildgroei’ die zou plaatsvinden en de toename met 50% van het aantal beschermd wonen ‘plaatsen’ in perspectief te zetten, c.q van de nodige context te voorzien.