'De kroonjuwelen van de cliëntenbeweging'

'De kroonjuwelen van de cliëntenbeweging'

Productgroep Participatie en Herstel 2 - 2024
Petra Hunsche | 2024
3,90
Gratis voor abonnees.

Omschrijving

Passend bij het artikel over de geschiedenis van de naastenorganisaties in de ggz in deze aflevering, is dit interview met Titia Feldmann, oud-huisarts en (familie-) ervaringsdeskundige, betrokken bij diverse cliënten- en naastenorganisaties en – inmiddels – oud-lid van de Raad van Toezicht van Mind. Haar reflecties geven het perspectief van een persoon die er zelf bij was op de in die bijdrage beschreven ontwikkelingen.

Inleiding
De meest radicale stem die ik ooit in de cliëntenbeweging hoorde, was die van Dunya Breur (1942-2009). Na een psychiatrische opname begin jaren ‘70 werd zij naar eigen zeggen ‘als te gestoord en een gevaar voor mijn medepatiënten het gekkenhuis uitgegooid’. De onverzettelijke Breur, slaviste, schrijfster en vertaalster, sloot zich van 1973 tot 1981 aan bij de Cliëntenbond, lange tijd de grootste ggzcliënten- en familieorganisatie, en maakte daar het landelijk goed gelezen ledenblad Het Bulletin.

Haar onafhankelijke geest was een verademing, ik vond het een groot voorrecht haar te portretteren voor mijn boek De strijdbare patiënt (2008). Nadat ze het psychiatrisch ziekenhuis Santpoort was uitgezet, vertelde Dunya Breur, logeerde zij enige tijd bij een solidaire (familie) huisarts. Dit adres: Oranje Nassaulaan 67, is nog steeds een begrip bij veteranen van de cliëntenbeweging. En tot mijn verrassing leven deze herinneringen ook nog in het huidige bestuur van de ggz-koepel Mind!

Herinneringen aan Dunya Breur
‘Als beginnend huisarts deed ik de vakantiewaarneming in de praktijk van Wiep Koster-Kreger in Amsterdam Zuid, waar ik Dunya in 1972 tegenkwam,’ herinnert Titia Feldmann zich. Zij is lid van de Raad van Toezicht van de stichting Mind (teruggetreden in 2023, red.). Daarnaast zit zij in het bestuur van de vereniging Mind Platform. Ik spreek haar op een regenachtige herfstdag in 2018. Ze ontvangt me met koffie in de huiskamer van haar stijlvolle gezinswoning in de buurt van Haarlem.
De wat gereserveerde Mindbestuurder – ‘vroeger was ik écht heel verlegen’ – ontpopt zich als een hartelijke gastvrouw, met een rijk gezinsleven, waarvan de foto’s op het dressoir getuigen. Overal hangt kunst. Schilderijen, tekeningen, stadsgezichten en stillevens, een enkel portret. ‘Het meeste is gemaakt door mijn ouders,’ vertelt ze. ‘Mijn vader had voor de oorlog een tekenschool in Den Haag, waar mijn moeder student was. In de oorlog moesten ze, zoals alle joodse inwoners van Den Haag, naar Amsterdam verhuizen. Mijn vader was joods, maar mijn moeder niet en dat is hun mazzel geweest,’ zegt zij.
Titia Feldmann (1946) werd kort na de Tweede Wereldoorlog in Amsterdam geboren. Met haar ouders verhuisde ze als kind eerst naar Rotterdam en later terug naar Den Haag. Ze studeerde Geneeskunde in Groningen. Daar ergerde Feldmann zich blauw aan de arrogantie die de medische stand – op sommige plekken nog steeds – kenmerkt. ‘Dat gebrek aan dialoog en patiënten niet serieus nemen, ik had daar echt last van.’