De komende Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) heeft heel wat emoties en meningen losgemaakt. De scheidslijnen lopen dwars door de belangengroepen heen: cliënten, zorgverleners en familieleden verschillen onderling van mening over de vraag of de beoogde overdracht van de verantwoordelijkheid voor maatschappelijke ondersteuning naar de gemeenten een zegen is voor kwetsbare groepen of juist een vloek. Aan de ene kant staan gemeenten idealiter dichter bij de burger en zijn zij het beste in staat de gewenste ondersteuning op lokaal niveau te organiseren, aan de andere kant bestaat de angst dat gemeenten niet uitgerust zijn voor deze taak en dat cliënten en mantelzorgers door het verlies van rechten vanuit de AWBZ veroordeeld worden tot bedelsessies bij de gemeentelijke ambtenarij. In de discussies over de WMO waren de stemmen van ouderen en lichamelijk gehandicapten tot dusverre het meest hoorbaar; verstandelijk gehandicapten en mensen met psychische beperkingen bleven grotendeels buiten beeld. Het Antonia Wilhelmina Fonds, dat zich richt op verbetering van de kwaliteit van zorg aan juist deze twee laatste groepen, heeft hierin aanleiding gezien een symposium te organiseren om ook hun belangen voor het voetlicht te brengen.
Het symposium, gehouden op 10 februari 2006, telde een vijftal sprekers uit diverse richtingen. Professor Schnabel, directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau, beet de spits af met een uiteenzetting over de laatste stand van zaken rond de WMO. Tijdens de meest recente behandeling van de WMO in de Tweede Kamer is een recordaantal amendementen ingediend, waarvan een groot deel in het nieuwste wetsontwerp is opgenomen. De belangrijkste verandering is de invoering van een compensatieplicht: gemeenten moeten voortaan compensatie bieden voor beperkingen van burgers op het gebied van huishouden, mobiliteit en 'het aangaan van sociale verbanden'. Schnabel benadrukte echter dat nog moet blijken hoe de praktische uitvoering van de wet eruit zal zien.
Verwijzend naar de titel van het symposium, Op weg naar burgerschap, haalde Schnabel de filosoof Gabriël van den Brink aan die burgerschap definieerde als 'het vermogen je in te zetten op één of meerdere terreinen van de publieke zaak'. Dit is niet het soort burgerschap dat je als uitkomst van de WMO kunt verwachten, aldus Schnabel. De WMO bereikt hooguit een 'basisburgerschap', waarbij mensen zich met ondersteuning als een volwassene in het dagelijks leven weten te redden. De wet heeft een prothetisch karakter. Gemeenten moeten hun eisen en verwachtingen niet te hoog stellen en bereid zijn langdurig hulp te bieden. Waarbij mensen met psychische beperkingen vooral veel ondersteuning nodig hebben met betrekking tot eenzaamheids-problematiek en gebrek aan werk, zo gaf Schnabel aan.
Nieuwsbrief GGZ Digitaal
Schrijf u in voor de nieuwsbrief van GGZ Digitaal en blijf op de hoogte!