Passage opent deze keer met een beeldend artikel. ‘Een kleine man met een verwarde bos haar pakt zijn koffie aan en schept er grote hoeveelheden suiker en melk in. Hij lacht om zijn trillende handen die ervoor zorgen dat de helft van de koffie op de grond eindigt. Zijn handen zijn vuil en hij heeft bijna geen tanden in zijn mond. Hij loopt weg, nadat hij de medewer kers bedankt heeft voor de koffie.’ Zo gaat het eraan toe in de Tussenbus, een voorziening voor dak- en thuislozen in Utrecht. Men kan er terecht voor gratis koffie, soep en dergelijke, en de bus mag zich inmid dels een groot succes noemen. Wat voor functie heeft zo’n bus? Is het dienstverlening, een lage drempel richting verdere hulpverlening, of is het een manier om het mensen mogelijk te maken om op hun eigen wijze door het leven te gaan en dat ook vol te houden, - ook of desnoods met trillende handen en zonder tanden?