In dit artikel worden de begrippen bemoeizorg, rehabilitatie en emancipatie uitgewerkt en met elkaar in verband gebracht. Het zal duidelijk worden dat bemoeizorg niet strijdig hoeft te zijn met rehabilitatie en emancipatie. Integendeel zelfs, bemoeizorg kan gezien worden als een noodzakelijk onderdeel in de beginfase van een langdurend hulpverleningstraject, waarbij getracht wordt de kwaliteit van leven te verbeteren. Bemoeizorg wordt zodoende een onderdeel van rehabilitatie en een startpunt van emancipatie. Na een korte theoretische beschouwing volgt in dit artikel een beschrijving van het CSS in de regio Nieuwe Waterweg Noord ten behoeve van chronisch psychiatrische cliënten. Vervolgens zullen bovenstaande begrippen vanuit de hulp verleningspraktijk worden toegelicht.
Wie de Tussenbus voor het eerst ziet, vraagt zich af wie de bezoekers zijn en wat ze komen doen. Voor veel bewoners van Utrecht is deze bus echter al een bekend gezicht. Het gaat om de Tussenbus, een mobiele voorziening voor daklozen met één vaste standplaats. De bus is ‘s ochtends van half 7 tot 9 uur en ‘s avonds van 10 tot 12 uur geopend. De bus trekt gemiddeld 30 tot 55 bezoekers per dienst. De bezoekers kunnen koffie, thee, soep en brood krijgen en dekens lenen voor de nacht. Het is een zeer laagdrempelige voorziening: de dienstverlening is gratis en er vindt geen selectie van bezoekers plaats. Er gelden wel enkele duidelijke busregels. Er mogen geen harddrugs en alcohol gebruikt worden, er mag niet gedeald worden en agressief gedrag wordt niet getolereerd. We zullen in dit artikel een beeld schetsen van de Tussen - bus en daarnaast enkele resultaten uit onderzoek naar het functioneren van de Tussenbus vermelden.
In dit artikel wordt aller eerst uiteengezet wat ik onder cliëntparticipatie en bemoeizorg versta. Vervolgens bespreek ik enkele casus die zijn ontleend aan het Dubbele Diagnose project Groningen.
In dit project werken zeven Groningse instellingen samen om de hulpverlening aan cliënten met zowel psychiatrische als verslavingsproblemen te verbeteren (zie Lohuis en Bosma, 1998).
Voor de komst van het project werd deze cliëntgroep vaak van het kastje naar de muur gestuurd. Dit droeg ertoe bij dat zij geen of een inadequaat beroep deden op de hulpverlening.
Door een actieve benadering van de cliënten, bemoeizorg waar nodig, aandacht voor afstemming en coördinatie, wordt getracht de hulpverlening beter af te stemmen op de wensen en behoeften van dubbele diagnose cliënten.
De centrale vraag in dit artikel is deze. Hoe belemmeren wij in het alledaagse contact de autonomie van de bewoner en wat kunnen we doen om deze (weer) te vergroten? Wellicht een weinig spectaculaire vraag, maar de bronnen ervan zijn rijk en hardnekkig. Wij (verpleegkundigen) roemen onze flexibiliteit, maar deze werkt uiteindelijk als een ‘molensteen’. Jarenlang werken bij het cluster Rehabilitatie van Vijverdal heeft niet geleid tot een dichtslibbing van intenties - al heb ik dat wel ondervonden - maar tot een bewustwording ervan. Dit artikel is daarom vooral de stem van de prakticus en de praxis. Is in dit milieu wel inhoud te geven aan rehabilitatie?
Verslag congres 18 maart 1999
Rehabilitatie door educatie: begeleid leren voor mensen met een psychiatrische achtergrond
Mishandeling in gezin en relatie betekent dat er een dader is en minimaal één slachtoffer. De dader kan de echtgenoot, vriend en ook de vader van de kinderen zijn. Wat drijft hem tot het meppen van zijn partner en misschien zelfs de kinderen? Vaak doet hij dat uit machteloosheid of onvrede over onbenulligheden. Het kan ook zijn dat hij in het geheel niet mept, maar een macaber spel speelt van psychisch geweld en gijzeling. Daders van mishandeling zijn veelal mannen. Hulp aan daders verdient aandacht en maakt een actieve inzet noodzakelijk ter voorkoming van meer leed. Als de mishandelde partner ervoor kiest om onder te duiken op een geheim adres, blijft de dader achter. Hij komt vaak terecht in een spiraal van isolement en vereenzaming met alle gevolgen van dien. Wijzen op de eigen schuld is mogelijk wel vanzelfsprekend, maar voorkomt niet een voortzetting van geweld in een (eventuele nieuwe) relatie.
Het project Zorgcoördinatie en Revalidatie is een gezamenlijk initiatief van het Psychiatrisch Ziekenhuis Amsterdam, de RIAGG COW en de RIBW PC Hooft. Een kleine groep medewerkers is sinds april 1993 vanuit de instellingen geselecteerd om de zorg voor een beperkte groep psychiatrische patiënten te coördineren en de revalidatie in de directe woonomgeving te laten plaatsvinden. De doelgroep binnen het project betreft een specifieke groep chronisch, zelfstandig wonende psychiatrische patiënten, die ten gevolge van psychische handicaps in hun maatschappelijk en persoonlijk leven ernstige problemen ervaren en veelal een zeer geïsoleerd bestaan leiden. Het doel is hen te revalideren, opnames te voorkomen of te verkorten en maatschappelijk te reïntegreren.
Passage opent deze keer met een beeldend artikel. ‘Een kleine man met een verwarde bos haar pakt zijn koffie aan en schept er grote hoeveelheden suiker en melk in. Hij lacht om zijn trillende handen die ervoor zorgen dat de helft van de koffie op de grond eindigt. Zijn handen zijn vuil en hij heeft bijna geen tanden in zijn mond. Hij loopt weg, nadat hij de medewer kers bedankt heeft voor de koffie.’ Zo gaat het eraan toe in de Tussenbus, een voorziening voor dak- en thuislozen in Utrecht. Men kan er terecht voor gratis koffie, soep en dergelijke, en de bus mag zich inmid dels een groot succes noemen. Wat voor functie heeft zo’n bus? Is het dienstverlening, een lage drempel richting verdere hulpverlening, of is het een manier om het mensen mogelijk te maken om op hun eigen wijze door het leven te gaan en dat ook vol te houden, - ook of desnoods met trillende handen en zonder tanden?
Het ondanks de gunstige conjunctuur van de afgelopen jaren blijvend slechte arbeidsmarktperspectief van kwetsbare cliënten in de bijstand heeft een (nog experimenteel) beleidsmatig antwoord gevonden in sociale activering. Dit is het streven deze cliënten actief te doen zijn in onbetaalde activiteiten (met behoud van bijstand) en zo een proces van doorbreking van sociaal isolement, een proces van ontplooiing en voor een deel van hen ‘herstel’ te bevorderen. De ervaringen in Rotterdam, in de daar Onbenutte Kwaliteiten genoemde lokale uitwerking van dit beleid, stemmen positief en laten inderdaad sociale ontwikkeling en herstel, vooral ook van het zelfrespect, zien.
In 1998 heeft dak- en thuislozenvoorziening Walenburg een belangrijke aanzet gedaan tot systematisch en ontwikkelingsgericht werken. Het doel is dat uit elke bewoner ‘gehaald wordt wat er in zit’. Dit kan tot uitdrukking komen in de doorstroom van cliënten naar minder intensieve vormen van zorg en begeleiding, binnen en buiten Walenburg. Bij cliënten die niet door- of uitstromen, kan dit een systematische aandacht inhouden voor een toename van de kwaliteit van hun leven of voor het voorkomen van achteruitgang. De auteur heeft het management van Walenburg ondersteund bij de noodzakelijk geachte werk ontwikkeling; deze bijdrage is derhalve een bericht uit deze praktijk over een proces van pieken en dalen. Met sommige beschreven zaken kunnen collega- instellingen misschien hun voordeel doen.