Een gezinsbegeleidster hield laatst een gloedvol betoog tegen mij over oplossingsgericht werken. Midden in een zin viel zij plotseling stil, keek mij aan alsof ze mij voor de eerste keer zag, en vroeg: ‘Waarom ben jij in hemelsnaam onderzoeker geworden?’ Zoals altijd bedacht ik de antwoorden op die vraag pas uren later, toen ik allang weer in de trein naar huis zat. Het zal de hedendaagse ontwikkelingspsycholoog niet verbazen dat mij toen geen enkelvoudige oorzaken uit mijn vroege jeugd te binnen schoten, maar een aantal bepalende momenten. Zonder de lezer met mijn complete ‘lief dagboek’ te willen vermoeien is het misschien wel aardig daar iets over te vertellen, al was het maar ter herkenning. Als klein jongetje ging ik al met mijn ouders en grote broer mee op trektochten door de Alpen. Van een hoge bergkam met mijn vader omlaag kijkend naar een rivier in een diepe kloof vertelde mijn vader hoe alles altijd blijft veranderen en alles elkaar beïnvloedt. Dat is voor u ongetwijfeld een open deur, maar voor de kleine Bram van een jaar of acht was het geweldig. Wekenlang liep ik te bedenken hoe allerlei dingen op elkaar inwerken, en hoe iedere oorzaak dan weer een andere oorzaak had. Vanaf dat moment wist ik dat ik daar verder mee wilde.