In deze bijdrage houden de auteurs aan de hand van ervaringen van cliënten en praktische handvatten voor hulpverleners een pleidooi voor het verder uit de taboesfeer halen van een euthanasiewens in de ggz.
Sterven in eigen regie
Hoewel in het kader van de euthanasiewet ook uitzichtloos en ondraaglijk psychisch lijden een valide grond is voor een verzoek om levensbeëindiging en sinds enkele jaren het aantal verzoeken tot levensbeëindiging door mensen met een psychische aandoening stijgt (gemiddeld tussen 2012 en 2018 ging het om drie geregistreerde hulpvragen per werkdag)1, rust er ook binnen de ggz nog altijd een taboe op dit onderwerp. Veel hulpverleners vinden het lastig om een euthanasiewens van een cliënt te bespreken. Ook als het niet direct gaat over de uitvoering, maar om het bespreekbaar maken van iemands gedachten en gevoelens als er sprake is van een wens voor een waardige dood.
In 2018 werd de bestaande richtlijn voor psychiaters geactualiseerd (NvvP, 2018), maar een adequate procedure beschikbaar hebben is niet voldoende om de bespreekbaarheid te vergroten. Hulpverleners in brede zin (ook niet-artsen)2 zijn op zoek naar richtlijnen en informatie om beter met het onderwerp om te kunnen gaan, terwijl cliënten en naasten aangeven behoefte te hebben om het thema binnen de ggz meer op de kaart te zetten, ook gezien het uitgangspunt dat cliënten zo veel mogelijk in eigen regie moeten zijn.
Om in deze behoefte aan een richtsnoer voor de communicatie te voorzien hebben wij op basis van onderzoek (Brouns & Beurskens, 2021) en gesprekken met cliënten en naasten een eenvoudig stappenplan gemaakt voor hulpverleners over wat te doen wanneer een cliënt een wens voor euthanasie uitspreekt. Dit stappenplan hebben we vanuit cliëntperspectief in een folder uitgewerkt.3 Doel ervan is om dit thema als hulpverleners anders én beter te benaderen.